1. Diverse berekeningen
De benodigde berekeningen moeten worden uitgevoerd. Op basis hiervan kunnen de radiatoren, ketels en leidingen worden ontworpen en op tekening worden aangegeven. Controle hierop is ook voor de bouwbegeleider van belang. Hij kan controleren of alle koude vlakken (ramen) worden afgedekt door een radiator.
2. Werktekeningen architect
Nadat is vastgesteld dat de ketels passen binnen de ontworpen stookruimten, kunnen de werkplattegronden die betrekking hebben op dit onderdeel definitief worden gemaakt. De diverse opstortingen kunnen gemaatvoerd worden en op tekening worden verwerkt.
3. Werktekeningen installaties
Met name de stookruimte zal op basis van de bestektekening worden ingevuld tot een werktekening. Pas na het vaststellen en goedkeuren van de tekeningen van de installateur zal de stookruimte bouwkundig worden afgemaakt. In de planning is dit cruciaal. De aannemer zal de stookruimte, vaak een dakopbouw, aansluitend op de ruwbouw willen aanpakken om het gebouw waterdicht te krijgen. In deze fase wordt tevens aandacht geschonken aan het verloop van de gasleiding.
4. Bemonstering
Nadat een monsterlijst is opgesteld in overleg met de opdrachtgever/gebruiker kan de bemonstering in gang worden gezet. Naast de zichtbare onderdelen moet ook worden gedacht aan bemonstering of het documenteren van de diverse technische onderdelen. Als plafondroosters worden toegepast, wordt aanbevolen deze in een proefplafond op te nemen. De bevestiging kan dan uitvoerig worden besproken.
5. Onderhoud, gebruik en beheer
In het bestek of de bestekken is vastgelegd welke maatregelen moeten worden getroffen om de installatie te kunnen onderhouden, gebruiken en beheren. Dit is een specialistisch onderwerp en vraagt in de regel veel aandacht en tijd. Wil men met een GBS een gebouw, verdieping of een kamer kunnen inregelen? Komen er ruimtethermostaten en zo ja, waar? Al deze zaken moeten op tekening worden verwerkt. Een afbouwer die later een binnenwandenplan moet realiseren moet over gegevens kunnen beschikken waaruit blijkt dat hij thermostaten moet inbouwen.
6. Sparingencoördinatie
Nadat de verwarmingsinstallatie is uitgetekend zal een sparingencoördinatie moeten plaatsvinden. Als niet in het contract is geregeld hoe dit moet gebeuren moet nader worden afgesproken wie verantwoordelijk is voor deze coördinatie. Dit kan de adviseur zijn (wordt aanbevolen) maar dit kan ook door de aannemer worden gedaan.
7. Planning
Met de aannemer en de installateur moet een planning worden opgesteld. Hierbij is belangrijk vast te stellen wanneer er warmte moet zijn in het gebouw. De vraag naar warmte zal zijn ruim voordat een gebouw wordt opgeleverd. De warmte is nodig voor de laatste afbouwactiviteiten zoals leggen van vloerbedekking, schilderwerk en monteren van panelenplafonds. Men heeft vooraf de mogelijkheid vast te stellen of de warmte geleverd gaat worden door de gebouwinstallatie of door separate verwarmingstoestellen. In het eerste geval is de planning van de stookruimte van groot belang. De installateur zal de montage van het leidingstelsel moeten afstemmen op de montage van de installaties in het ketelhuis. Er moeten ook afspraken gemaakt worden over de levering van gas (aan te vragen door de opdrachtgever) en de eventuele stookkosten. Een vroegtijdige ingebruikname mag niet leiden tot een vervroegde opleveringsdatum. Dit kan aan de orde zijn als de aannemer de installatie wil gebruiken om te kunnen doorwerken in het pand.
8. Koperswijzigingen
Sommige ondernemers bieden de koper de gelegenheid radiatoren te wijzigen in design-radiatoren en/of convectoren. Nagegaan dient te worden of de capaciteit overeenstemt met de warmtetransmissieberekening.
9. Woningbouw
Het kan verstandig zijn in verband met het voorkomen van diefstal, de CV-ketels in een laat stadium aan te brengen. Als dat aan de orde is, dienen de leidingen met lucht in plaats van met water afgeperst te worden, om wateroverlast tijdens het vullen bij de montage van de ketels te voorkomen.
10. Radiatoren
Het plaatsen van radiatoren geeft in de regel problemen. Dit kan worden voorkomen door vooraf afspraken te maken over de wandafwerking achter de radiatoren. De volgorde kan dan zijn: eerst de beugels vastboren, dan de wandafwerking aanbrengen en als laatste het aanbrengen van de radiatoren. Bij convectoren dienen eerst de opstelpoten te worden aangebracht en daarna de afwerkvloer.
11. Vloerleidingen
Let op dat de verwarmingsleidingen niet parallel en dicht bij de waterleidingen worden gelegd in verband met het daardoor opwarmen van de waterleiding. Tevens dient de beugelafstand bij gietvloeren maximaal 500 mm te bedragen. Bij cementdekvloeren mag deze afstand maximaal 1000 mm zijn.