Inhoud


Inleiding Financiën

Ontwerp

Sinds het invoeren van de Energie Prestatie Norm is het ontwerpen van de verwarmingsinstallatie nog belangrijker geworden dan het al was in het kader van zuinig omgaan met energie. Het kiezen van de juiste type ketel is van invloed op de EPN-waarde. Mede daarom is het ontwerp van de installatie bij uitstek een taak voor de adviseur van de technische installaties. Ook bij woningbouw is dit van toepassing. Voor een verantwoord installatie-ontwerp is het wel noodzakelijk dat de samenstelling en Rc-waarden van alle gevels, het dak en de begane grondvloer vastliggen. Daarnaast moet er een PvE van de opdrachtgever aanwezig zijn waar de eisen in staan vermeld waaraan een binnenklimaat moet voldoen; zoals de gewenste ruimtetemperaturen, extra comfortverwarming, vloerverwarming, situatie en vorm radiatoren en de regelbaarheid van de temperatuur.

1. EPC-norm
Het opstellen van een EPC-berekening kan in overleg gaan met de adviseur. Hij kan vrij snel aangeven welk systeem invloed heeft op de berekening. In samenhang met de andere hoofdonderwerpen kan gezocht worden naar een evenwichtige samenhang van gebouwonderdelen, inclusief de verwarmingsinstallatie.

2. Interne warmte-ontwikkeling
Voor kantoren is het van belang om vast te stellen welke waarde moet worden aangehouden voor de totale interne warmte-ontwikkeling. Deze wordt in de meeste gevallen opgebouwd uit de onderdelen verlichtingswarmte, personenwarmte (aantal personen per m²) en apparatuurwarmte (computers en printers). Als geen gebruiker bekend is, zal de adviseur hiervoor een standaard waarde aanhouden.

3. Opstellingsruimte
De adviseur kan in grote lijnen aangeven of ketels een opstellingsruimte of een stookruimte vereisen en waar deze aan moet voldoen (voor een opstellingsruimte geldt: tot een belasting op een bovenwaarde van 130 kW, een stookruimte vanaf 130 kW). Dit kan bouwkundige consequenties hebben, bijvoorbeeld een explosievlak. Een stookruimte wordt beschouwd als een brandcompartiment met een 60 minuten brandwerende scheiding en zelfsluitende deuren.

4. Stadsverwarming
Er moet onderzocht worden of het project op een locatie komt waar stadsverwarming aanwezig en/of verplicht is. Dit kan van belang zijn voor het ontwerpproces.

5. Speciale ruimten
Bij veel klimaatklachten kan worden vastgesteld dat deze in bijzondere ruimten ontstaan. En-trees, atria, verbindingsgangen, hoge restaurants, dat zijn de ruimten die bijzondere aandacht vragen. Maar ook binnen de woningbouw kennen we deze ruimten. Indien er sprake is van veel glasoppervlak in een goed geïsoleerde woning kan de totaal benodigde capaciteit van de radiatoren wel eens onvoldoende zijn om al het glas te bestrijken. Bij garages en zolderruimten moet goed onderzocht worden of verwarming noodzakelijk is.

6. Warmtebehoefteberekening
Op basis van de ontwerpcriteria zal de adviseur een warmtebehoefteberekening opstellen. De uitkomst van deze berekening is bepalend voor de te kiezen installatie en de selectie van verwarmingslichamen e.d.

7. Temperatuuroverschrijdingsberekening
Meestal worden de uitgangspunten van de Rijksgebouwendienst gehanteerd bij het formuleren van uitzonderingssituaties. Het gaat er hierbij om dat, op een bepaald aantal dagen, de temperatuur binnen een kantoor de gestelde eis mag overschrijden. Feitelijk heeft deze berekening te maken met al of niet koelen, maar omdat dit van invloed kan zijn op het ontwerp wordt het hier toch als aandachtspunt genoemd.

8. Warm tapwater
Er moet worden gedacht aan het combineren van de verwarmingsinstallatie en de warmwatervoorziening. Dit geldt met name voor woningen en zorgcentra. Bij kantoren wordt de warmwatervoorziening veelal met elektrische boilers gerealiseerd.

9. Radiatoren
In verband met de mogelijkheid om elke radiator afzonderlijk te kunnen afkoppelen, moet elke radiator afsluitbaar worden uitgevoerd.

10. Vloerverwarming
Let er bij het toepassen van vloerverwarming op dat de afwerkvloer tenminste 100 mm moet bedragen in verband met extra vloerisolatie.



Inleiding Financiën