1. Aansluitingen boven plafond
Zeker indien drukschotten worden of zijn toegepast, is aandacht nodig voor de plaats van de aansluitdozen boven een verlaagd plafond. Bij de eerste aanleg kan men rekening houden met de toekomstige plaats van binnenwanden en/of drukschotten. Men kan ervoor zorgen dat de aansluitdozen vallen binnen een ruimte zonder dat een drukschot doorbroken behoeft te worden. Vermijd het aanbrengen van aansluitdozen precies op een stramien. Als daar later een drukschot komt, geeft dat problemen.
2. Verlengde armaturen
Tijdens de bemonsteringsfase is besloten of het besteksarmatuur zal worden toegepast. Indien bij panelenplafonds geen verlengde armaturen worden toegepast, zal het armatuur korter zijn dan de netto bandrastermaat. De resterende ruimte moet dan worden opgevuld. Soms kan een beter voorstel ontstaan tijdens de uitvoeringsfase en moet een besluit worden heroverwogen.
3. Folie op armaturen
De spiegeloptieken zijn buitengewoon kwetsbaar voor vingerafdrukken en stof. Om die reden is vaak fabrieksmatig een folie aangebracht (zie bestek). Toch moeten bij het aanbrengen van deze roosters schone handschoenen worden gebruikt. Is geen folie geëist in het bestek, dan moet worden overwogen om de luchtbehandelingsinstallatie pas in werking te stellen op het moment dat de vloerbedekking is aangebracht. Hiermee wordt voorkomen dat het bouwstof via de armaturen wordt afgezogen.
4. Suskasten op armaturen
Uit akoestische overwegingen kan men besloten hebben om over de armaturen geluidsabsorberende kasten aan te brengen. Een separate controle van deze kasten is in dat geval noodzakelijk.
5. Planning
In geval van nevenaanneming is de hoofdaannemer vaak verantwoordelijk voor de uitvoeringscoördinatie. Bij het niet nakomen van de planning heeft de hoofdaannemer weinig of geen dwangmiddelen en zal hiervan melding doen bij de bouwbegeleider. Door tijdig ingrijpen kan de bouwbegeleider de nevenaannemer namens de opdrachtgever aanspreken op deze nalatigheid en mogelijke schade voorkomen.