Inhoud


Inleiding Financiën

Ontwerp

In de Arboregelgeving worden eisen gesteld aan de verlichting van de werkplek, en het bestek geeft vaak een gewenste verlichtingssterkte aan. Voor kantoren is bijvoorbeeld vermeld dat een lichtniveau van 450 lux wordt geëist. Bij lichtbron denken we natuurlijk aan een verlichtingsarmatuur, maar dit kan ook de zon zijn! De ontwikkelingen van de laatste jaren hebben de lichtopbrengst van de zon een eigen plaats gegeven. Dit heeft geleid tot daglichtafhankelijke regelingen. Als er veel zonlicht is, zullen de daglichtgeregelde armaturen automatisch dimmen en daardoor minder energie gebruiken. Een andere ontwikkeling is het toepassen van aanwezigheidsdetectoren. Is er niemand in een ruimte, dan zal de verlichting niet aangaan. Dit systeem wordt al veel toegepast, bijvoorbeeld in voorruimten van toiletten en toiletten zelf.

1. Bestek en bestektekeningen
Door de adviseurs worden in de meeste gevallen naast de verlichtingssterkte ook de armaturen zelf omschreven. Een door de installateur op te stellen verlichtingsberekening moet later aangeven dat de verlichtingssterkte wordt gehaald. Men kan deze waarden voor de oplevering met een luxmeter controleren.

2. Weerkaatsingsfactoren
Bijkomende belangrijke factoren waarmee men rekening moet houden voor het opstellen van een verlichtingsberekening zijn de weerkaatsingsfactoren. Voor een ruimte heeft men 3 weerkaatsingsfactoren nodig: die voor de vloer, de wanden en het plafond.

3. Kantoren
In de moderne kantoren wordt gewerkt met beeldschermen. Daarom zijn de roosters in de verlichtingsarmaturen (spiegeloptieken) zeer belangrijk: het licht wordt gespreid. De minimale afschermingshoek in de langs- en dwarsrichting is 30º en een maximale luminantie van 200 cd/m² moet worden gehanteerd. Armaturen in systeemplafonds zijn aan de bovenzijde meestal gedeeltelijk open en spelen een rol in de afzuiging van het ventilatiesysteem. De armaturen worden daarmee gekoeld, hetgeen een gunstig effect heeft op de levensduur. Naast de kantooromgeving heeft een kantoor gangen, trappenhuizen, atria, liften, technische ruimten, ontspanningsruimten (pantry, restaurant) en facilitaire ruimten, zoals een kopieerruimte. Voor al deze ruimten dient afzonderlijk een luxwaarde te zijn omschreven. Daarnaast is er nog sprake van een noodverlichtingsinstallatie, waarbij meestal een oriëntatielichtniveau geëist wordt. Men combineert soms armaturen met de noodverlichting. Tenslotte is er bij kantoren meestal buiten- en terreinverlichting aanwezig.

4. Bedrijfsgebouwen
Het spreekt voor zich dat een magazijn een ander type verlichting vraagt dan een kantoor. De armaturen hangen in de meeste gevallen hoog tot zeer hoog en dienen wel de vereiste lux te kunnen garanderen, of op de werkplek of op de werkvloer. Er worden lagere eisen gesteld aan de vorm en afwerking van de armaturen.

5. Woningen
Het is uiteraard aan de bewoners zelf om te bepalen hoe in de verlichting binnen hun woning wordt voorzien. Voor de algemene ruimten van een complex woningen of een appartementengebouw met parkeergarage zal de opdrachtgever dit bepalen. Ook hier moet rekening gehouden worden met een noodverlichting. Denk hierbij ook aan vluchtwegverlichting. In het kader van het Politiekeurmerk kan ook verlichting noodzakelijk zijn op het terrein, bijvoorbeeld gemeenschappelijke paden.

6. Plaats armaturen
Denk aan het feit dat een wandarmatuur strijklicht veroorzaakt. Elke oneffenheid in de wand wordt genadeloos weergegeven, zelfs oneffenheden die binnen de toleranties vallen.



Inleiding Financiën