1. Sloopvergunning
Er zijn sloopactiviteiten waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, deze staan in de Wabo onder art. 2.1 en 2.2. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen:
a. Planologisch slopen;
b. Monument slopen;
c. Selectief slopen en asbest verwijderen;
Ad A Planologisch slopen
De basis voor de omgevingsvergunning voor deze sloopactiviteit ligt in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarin wordt mogelijk gemaakt om in een bestemmingsplan te bepalen dat het zonder omgevingsvergunning verboden is om bouwwerken te slopen.
Achtergrond voor deze ‘planologische omgevingsvergunning’ is het voorkomen dat een bij het bestemmingsplan gegeven bestemming minder geschikt wordt voor de verwezenlijken daarvan of om een al verwezenlijkte bestemming te handhaven en te beschermen. Het stelsel is aldus gerelateerd aan de in het bestemmingsplan aan de grond toegekende bestemming en kan worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat er gaten in de bestaande bebouwing vallen.
Deze omgevingsvergunning kan worden geweigerd als niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De aanvrager van een omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteit moet dan ook op basis van artikel 2.16 Wabo in samenhang met artikel 6.1 Regeling Omgevingsrecht (Mor)) aannemelijk maken dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Ad B Monument slopen
Rijksmonument
De Monumentenwet (Mw) regelt in artikel 11 de sloopbescherming van het beschermde rijksmonument. De omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet. Bij de beslissing op aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument (artikel 2.15 Wabo).
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen van een beschermd rijksmonument zijn naast de in artikel 7.2, onder a, b, c en e Mor genoemde gegevens en bescheiden, aanvullende gegevens nodig (waaronder cultuurhistorische onderzoeksrapporten). Voor het rijksmonument volgt dit uit artikel 5.1 Mor.
Het bevoegd gezag stelt de Minister van OCW (en gedeputeerde staten indien het beschermde monument buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom ligt) in de gelegenheid advies uit te brengen over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument. (artikel 2.26, lid 3 Wabo jo art. 6.4 Bor).
Daarnaast vragen burgemeester en wethouders aan de commissie op het gebied van de monumentenzorg advies, voordat zij beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument (artikel 15 Mw).
Gemeentelijke / provinciale monumenten
Voor wat betreft het gemeentelijke of provinciaal monument ligt de basis voor deze sloopactiviteit in de gemeentelijke of provinciale monumenten verordening.
De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk of provinciaal monument kan slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening (artikel 2.18 Wabo). Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteiten zijn naast de in artikel 7.2 Mor genoemde gegevens en bescheiden, aanvullende gegevens (waaronder cultuurhistorische onderzoeksrapporten) nodig. Voor het gemeentelijk / provinciaal monument volgt dit uit artikel 7.1 en artikel 5.1 Mor.
Slopen in beschermd stads- of dorpsgezicht
Het beschermd stads- of dorpsgezicht is een gebied dat van algemeen belang is door de cultuurhistorische waarde. Het gaat daarbij om groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Niet alle panden in een beschermd stads- of dorpsgezicht hoeven dus monumentaal te zijn.
De bescherming van deze stads- of dorpsgezichten wordt geregeld in art. 35 en 36 Mw. Wanneer de minister een bescherm stads- of dorpsgezicht aanwijst, moet de gemeenteraad dit in een bestemmingsplan vastleggen. Als in een dergelijk gebied gesloopt moet worden, is een omgevingsvergunning noodzakelijk.
Deze omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De aanvrager van een omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteit moet dan ook aannemelijk maken dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 6.2, lid 1 Mor). Indien dit met toepassing van artikel 41 Mw is verplicht, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag tevens een rapport waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk in voldoende mate is vastgesteld (artikel 6.2, lid 2 Mor).
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning voor het slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d Wabo jo artikel 5.2 Bor).
Ad C Selectief slopen en asbest verwijderen
Het selectief slopen en asbest verwijderen wordt sinds 2012 niet meer geregeld door middel van een vergunningstelsel op basis van Wabo en bouwverordening. Vanaf dat jaar geldt een meldingenstelsel op basis van het Bouwbesluit2012.
2. Vergunningen Check
Voordat er een vergunning wordt aangevraagd kan je bij het OLO (omgevingsloket online) een check doen of een omgevingsvergunning nodig is voor de sloop. Als er ook sprake is van her- of nieuwbouw kan de architect vooraf bij de gemeente inventariseren welke stukken moeten worden aangeleverd voor het aanvragen van een omgevingsvergunning.
3. Milieuvergunning
Sinds oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden, waardoor de milieuvergunning opgenomen is in een omgevingsvergunning.
4. Monumentenvergunning
Voor bepaalde ingrepen zoals bouw- en sloopwerk is behalve een monumentenvergunning ook een omgevingsvergunning nodig. De omgevingsvergunning treedt pas in werking als een monumentenvergunning is verleend vanuit de monumentenwet 1988 of vanuit de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening.
5. Aanlegvergunning
Sinds oktober 2010 is de aanlegvergunning op genomen in de omgevingsvergunning. Het gaat op zaken als aanleggen van paden, dempen van sloten, planten van bomen; hiervoor heeft de gemeente in bestemmingsplannen regels voor opgesteld.
6. Eisen ten gevolge van omgevingsvergunning
Er dient te worden nagegaan wat de nadere eisen zijn. Soms willen gemeentes extra gegevens over een V&G-plan, een plan van aanpak, afkomende materialen, schutting, trillingen, puinroute en gescheiden afval. Ook het isoleren van een zijgevel van de bestaande belending kan worden geëist. Gemeenten beschikken soms over een informatiebrochure inzake de omgevingsvergunning.
7. Eisen voor af te voeren materialen
In het kader van het Besluit Bodemkwaliteit (voorheen Bouwstoffenbesluit) moet worden vastgesteld welke stoffen moeten worden onderzocht, alvorens deze van de locatie mogen worden afgevoerd. Vooraf zal een schatting gemaakt moeten worden van de hoeveelheid.
8. V&G-plan uitvoeringsfase
De sloop-aannemer zal een V&G-plan uitvoeringsfase moeten uitwerken. Bij complexe projecten is een beoordeling door het bevoegd gezag wenselijk.
9. Melding
De start van de sloopwerkzaamheden dient te worden gemeld aan de arbeidsinspectie, net zoals de start van de nieuwbouw.
10. Kunstwerken
Indien kunstwerken aanwezig zijn in het te slopen pand, moet rekening gehouden worden met de rechten die een kunstenaar heeft op dat kunstwerk of de nabestaanden van een kunstenaar. Om erachter te komen of er sprake is van een kunstwerk en wie de kunstenaar was, moet soms het nodige onderzoek worden verricht.