1. Plaats buitentemperatuuropnemer
De plaats van de buitentemperatuur¬opnemer moet worden overlegd met de installateur. De globale hoogte en gevel (oriëntatie, schaduw) zullen volgen uit de voorschriften van de installatie, maar door de opnemer op een bereikbare plaats aan te brengen behoeft geen hoogwerker te worden ingeschakeld in geval van storing.
2. Plaats thermostaten in ruimten
Is ook beschreven bij de controleplannen 60.00 en 61.00, CV-installaties en ventilatieinstallaties, maar feitelijk een onderdeel van de regelinstallatie. De locatie(s) dienen op tekening te worden aangegeven en zijn voor de binnenwandenleverancier van belang om te weten.
3. Plaats overwerktimers
Controleer of en waar deze zijn aangebracht.
4. Instructie
Na de oplevering moet een instructie aan de gebruiker worden gegeven. Belangrijk is om ervoor te zorgen dat de juiste mensen aanwezig zijn bij de instructie. Een instructie moet herhaald worden, het liefste enige maanden nadat de gebruiker het pand heeft betrokken.
5. Inregelen
Een gebouwinstallatie heeft minimaal 12 maanden nodig om geheel ingeregeld te worden. Dat lijkt veel maar is toch realistisch. Als een gebouw in het begin van de zomer wordt opgeleverd, dan zal de verwarming pas na maanden goed meetbaar gaan functioneren. Wordt een pand in de winter opgeleverd, dan zal een koelinstallatie eveneens pas na maanden gaan werken. Het is goed om de gebruiker hierop te wijzen.