Inhoud


Inleiding Financiën

Ontwerp

De keuze voor een kanaalplaatvloer of een breedplaatvloer heeft geen invloed op het ontwerpproces. Wel zijn er een aantal aspecten van belang die een uiteindelijke keuze kunnen beïnvloeden. In de eerste plaats natuurlijk de constructieve opzet van een project. De constructeur gaat uit van een bepaald systeem, dat past binnen het Programma van Eisen van een project. Als een aannemer deelneemt in een bouwteam, zal hij zeker zijn voorkeur uitspreken voor het een of het ander. In het algemeen kan men stellen dat bij woningbouwprojecten de voorkeur uitgaat naar breedplaatvloeren bij verdiepingsvloeren, omdat men in de constructieve op te storten betonvloer een redelijke vrijheid heeft om leidingen aan te brengen. Voor de begane grondvloer wordt vaak gekozen voor kanaalplaatvloeren in combinatie met aan de onderzijde aangebrachte isolatie. De kanaalplaatvloeren worden verder veelal toegepast in de utiliteitsbouw, bijvoorbeeld kantoren en parkeergarages.

1. Vaststellen type vloer
Op basis van eisen en wensen zal uiteindelijk een keuze moeten worden gemaakt door partijen. Beide systemen hebben hun voor- en nadelen zoals de snelheid van bouwen, de mogelijkheid om kanalen en leidingen in te storten, de weersafhankelijkheid, vrije overspanningsmogelijkheid, enz. Wel zullen beiden moeten voldoen aan de brandwerendheid, zoals gesteld in de bouwvergunning.

2. Bestek en bestektekeningen
Nadat de keuze is vastgesteld, moeten de consequenties van het systeem worden omschreven in het bestek en moet de detaillering worden afgestemd op het type vloer. Denk bijvoorbeeld aan de ontwateringsgaatjes in de kanaalplaatvloeren, deze moeten worden doorgeboord zodat toevoer van regenwater niet meer mogelijk is. Bij een breedplaat zijn deze gaatjes niet aanwezig. Breedplaten kunnen nagenoeg vlak of licht getoogd worden gesteld, kanaalplaatvloeren zijn door voorspanning uit zichzelf getoogd. Wel moeten hieraan eisen worden gesteld in het bestek.

3. Werktekeningen
In de meeste gevallen zal de leverancier werktekeningen van de platen vervaardigen. De controle van deze tekeningen moet gebeuren door de constructeur, maar ook de architect moet deze tekeningen controleren. De plaats van de onderlinge naden kan soms belangrijk zijn.

4. Hoogte dekvloeren
Bij kanaalplaatvloeren moet men er rekening mee houden dat door de toog meer ruimte nodig is voor de dekvloer. Als men op het hoogste punt nog de minimale dekvloer van 30 mm wil hebben, dan kan dit bij de opleggingen wel 50 mm zijn. Men moet hiermee rekening houden bij het vaststellen van de hoogtemaatvoering van een gebouw.

5. Ravelingen
De ontwerper moet zich realiseren dat ravelingen met kanaalplaatvloeren alleen gemaakt kunnen worden met behulp van raveelijzers die in het zicht komen. Vaak moet bij een trapgatsparing zorgvuldig worden gedetailleerd.



Inleiding Financiën