Inhoud


Regelgeving Planning

Organisatie

In dit hoofdstuk willen wij alle voorkomende installaties aan bod laten komen. Het geeft inzicht in de manier hoe de installaties afzonderlijk en als geheel moeten worden opgeleverd.

1. CV-installatie
In een aantal representatieve ruimten worden de verschillende radiatorgroepen gecontroleerd, alsmede de thermostaatventielen en de ruimtethermostaten. De aanvoer- en retourtemperatuur worden gemeten alsmede de overwerktimer. Naverwarmers boven het verlaagde plafond maken onderdeel uit van de beproeving. Door instellingen van de software aan te passen, kunnen klimaatsituaties worden nagebootst, waardoor deze testen kunnen plaatsvinden. Het ketelhuis dient volledig opgenomen te worden, zowel bouwkundig als installaties.

2. Koeling
In grote lijnen kan de koelinstallatie samen met de verwarmingsinstallatie worden gecontroleerd. Koelers boven het verlaagde plafond maken onderdeel uit van de beproeving. Door instellingen van de software aan te passen, kunnen klimaatsituaties worden nagebootst, waardoor deze testen kunnen plaatsvinden. De koelinstallaties in de luchtbehandelingsruimte, alsmede de installatieopstellingen buiten moeten volledig worden opgenomen. De bouwkundige doorvoeringen moeten gecontroleerd worden, evenals trillingsdempers.

3. Koud- en warmwaterinstallatie
Watersnelheden, de tijdsduur voor het beschikbaar komen van warm water en hoeveelheden worden gemeten en vergeleken met de uitgangspunten. Het gaat om drinkwatertappunten, maar ook kranen voor tuinen, gevelonderhoudsinstallaties en brandslanghaspels moeten in deze controle worden betrokken. De vorstvrijbeveiliging moet worden gecontroleerd.

4. Grijswater circuit
Denk er aan bij de aanwezigheid van een grijswatercircuit, dat van de drinkwater-aansluitingen watermonsters worden genomen om te laten onderzoeken of het inderdaad drinkwater is. Bij een grijswatersysteem moet vooral gecontroleerd worden of bij onvoldoende wateraanvoer (regenwater) de pompen niet droog komen te staan; er dient dan een tweede aanvoer aanwezig te zijn.

5. Sprinklerinstallatie
Deze moet gekeurd worden door een certificerend bedrijf. Over het algemeen wordt deze keuring als een oplevering beschouwd. Men kan daarnaast nog een visuele oplevering houden.

6. Brandmeldinstallatie
De brandmeldinstallatie wordt per detectiezone getest, waarbij het aantal testen afhangt van de grootte van een zone. De aantallen testen via automatische melders en via handmelders zijn evenredig verdeeld. De testleider en de opdrachtgever bepalen in overleg welke componenten geactiveerd worden. De doormelding naar de brandweer wordt getest, zorg voor een werkende telefoonverbinding. Bij een melding moet gekeken worden naar alle aan te sturen installaties. Liften moeten naar de begane grond gestuurd worden en deuren moeten open blijven staan. Denk ook aan ontgrendeling van elektrische sloten en het dichtzetten van deuropeningen van brandscheidingen. Het testen gebeurt in overleg met de brandweer en Bouw- en Woningtoezicht.

7. Ontruimingsinstallatie
De acties en sturingen van de ontruimingsinstallatie die aangestuurd worden door de brandmeldinstallatie worden gelijk met de beproeving van de brandmeldinstallatie uitgevoerd. Daarnaast wordt de handmatige bediening van de installatie getest.

8. Inbraakdetectie
Tijdens de test mag niemand in het pand aanwezig zijn. De beveiliging wordt ingeschakeld, waarna één persoon het gehele gebouw doorloopt en alle componenten (bewegingsmelder, glasbreukdetectoren, contacten nooddrukknoppen enz.) één voor één activeert. Hierna wordt een uitdraai van de alarmmeldingen gemaakt en gecontroleerd op de gevolgde route.

9. Toegangscontrole
Alle doorgangen met toegangscontrole worden in dag- en nachtsituatie op een juiste werking getoetst door een geautoriseerde en een niet-geautoriseerde pas aan te bieden. Tevens wordt de ontgrendeling bij brand- en ontruimingsalarm in dag- en nachtsituatie getest. Daarnaast moeten de nooddrukknoppen van doorgangen in vluchtwegen met toegangscontrole op de juiste werking gecontroleerd worden.

10. Intercom en CCTV (closed circuit television)
Alle intercomposten en het complete CCTV- systeem worden getest, alsmede de koppeling tussen de intercom en CCTV.

11. Noodverlichting
De voeding van groepen met noodverlichtingsarmaturen wordt afgeschakeld, waarna bekeken wordt of het noodverlichtingssysteem binnen de gestelde termijn opkomt, voldoende lichtsterkte geeft en over de gestelde termijn blijft functioneren.

12. Verlichting
In een aantal representatieve ruimten wordt de verlichtingssterkte gemeten conform de NEN 1891, indicatieve meting. De meetresultaten worden gecontroleerd aan de hand van de uitgangspunten en lichtberekeningen.

13. Veiligheidsaarding
In een aantal representatieve ruimten wordt de veiligheidsaarding gecontroleerd of gemeten. Ook de aardpennen van de bliksembeveiliging worden gecontroleerd of gemeten. Ook wordt de aarding gecontroleerd van de metalen onderdelen buiten, zoals een glazenwassersrail.

14. Verdeelinrichtingen
Steekproefsgewijs worden de verdeelinrichtingen gecontroleerd/gemeten op de controle-items. Deze controle-items dienen vooraf te zijn aangegeven door de adviseur. Groepen¬aanduidingen moeten door middel van bijvoorbeeld kunststof naamplaatjes duidelijk zijn aangegeven. Er moeten groepenverklaringen aanwezig zijn.

15. Hellingbaan
De hellingbaanverwarming wordt ingeschakeld, de aanwezige aardlek¬schakelaar beproefd en de opgenomen vermogens per keten worden gemeten. Op basis van deze meting is de werking te bepalen.

16. Zonwering
De zonwering wordt in een aantal ruimten gecontroleerd op werking. Tevens wordt het centraal bedienen en vergrendelen gecontroleerd.

17. Belet
De beletsignalering (“niet storen”) wordt per ruimte uitgevoerd en gecontroleerd.

18. Minder valide signalering
De miva-signalering wordt per ruimte uitgevoerd en gecontroleerd. Het gaat om een signaal bij een balie en een signaal, akoestisch en optisch, ter plaatse.

19. Ventilatie
In een aantal representatieve ruimten worden de luchtsnelheden en de geluidsniveaus gemeten, zowel voor de dag- en nachtsituatie als voor de weekend situatie. Dit geldt voor alle aanwezige ventilatoren, ook de afzonderlijke installaties voor keuken, noodtrappenhuizen, enz. Indien van toepassing wordt de werking bij een brandalarm gecontroleerd. Tevens worden overwerktimers getest.

20. Liften
Gecontroleerd wordt de parkeerstand, het reageren op een oproep, de snelheid van openen en sluiten van deuren, de overbelasting, de cabinestandaanwijzingen, de doorsturing bij een brandalarm en opensturing van de deuren op de begane grond, het alarmsignaal en de spreek-luisterverbinding. De technische keuring gebeurt door het Liftinstituut.

21. Glazenwasinstallatie
Deze wordt totaal gecontroleerd. De technische keuring gebeurt door een keuringsinstantie zoals het Liftinstituut. Bij de visuele keuring zal de bouwbegeleider aanwezig zijn.

22. Tourniquets
De werking en de koppeling met het toegangscontrolesysteem wordt compleet gecontroleerd.

23. Speedgate
De werking moet worden gecontroleerd met een geautoriseerde pas en met een niet-geautoriseerde pas. Daarnaast moet de werking bij brandalarm worden gecontroleerd.

24. Branddeuren
De werking van alle branddeuren bij een brandalarm moet worden gecontroleerd.

25. Pompen (vuilwaterpomp, pompput, vetvangput)
Alle pompen moeten op werking worden gecontroleerd, alsmede de storingsmeldingen.

26. Elektrische deurdrangers
Alle elektrische deurdrangers moeten op hun werking worden gecontroleerd.

27. GBS
Het GebouwBeheerSysteem wordt niet als een aparte installatie beschouwd. Het gaat hier om computertechniek die zich in de maanden volgend op de oplevering nog zal moeten gaan bewijzen. Steekproefsgewijs worden installaties getest.



Regelgeving Planning