1. Peil
Voordat de eerste paal wordt geheid, moet er een doorsnedetekening worden gemaakt van een paal met daarop aangegeven het maaiveld, de fundering en de aanlegdiepte van de paal. Vervolgens wordt de sonderingsgrafiek ernaast gelegd en wordt gekeken naar de weerstandslijn ten opzichte van NAP. Dit geeft een indicatie hoe een heipaal zich ongeveer moet gaan gedragen bij het inheien. Bij boorpalen geeft het een indicatie op welk moment de weerstand van de avegaar groter wordt en de draagkrachtige laag is bereikt. Tevens wordt gecontroleerd of de uitgezette peilen correct zijn. Met name moet worden gekeken of de op de sonderingsgrafieken aangegeven maaiveldhoogten kloppen met het omliggende maaiveld.
2. Uitzetten palen
Het uitzetten van de palen geschiedt soms op basis van coördinaten en valt als totaal moeilijk te controleren. Het blijft ook een verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer. Wel kunnen steekproeven worden genomen in de afstanden van de palen onderling. De bouwbegeleider zal bij de constructeur opvragen wat de maximaal toelaatbare afwijking mag zijn in horizontale richting en voor scheefstand.
3. Opstelplaats betontransport
Bij in de grond gevormde palen wordt vaak een holle buis, die in de grond is gebracht door middel van heien of trillen, gevuld met beton, al of niet met een wapeningskorf.
Zowel voor de wapening als voor de betonmixer dient een goede opstelplaats te worden gemaakt. Zodat aanvoer maar ook gebruik op een eenvoudig wijze kan plaatsvinden. Indien sprake is van een kleine transportwagen voor het transporteren van het beton naar de heistelling, dan zijn goede afspraken nodig om te voorkomen dat de piketten van de uitgezette palen niet worden weggedrukt.
Er zijn ook systemen waar de holle buis wordt gevuld met een droog mengsel van zand, grind en cement. Een controle op de juiste samenstelling is hier van belang.
4. Kalenderen
Alle holle buispalen die worden geheid, dienen te worden gekalenderd. Op de kalenderstaten dienen te worden ingevuld: datum heiwerk, paalspecificatie, paalnummer, type heiblok met slagenergie, toegepaste beton, volumegebruik, wapening, aanlegdiepte paal en de kalenderwaarden.
Bij boorpalen gelden andere controlemogelijkheden. Alle schroefpalen worden tot het berekende schroefniveau ingebracht. De opzichter noteert het aantal omwentelingen over de laatste meter(s) en het benodigde vermogen om de avegaar de grond in te draaien wordt eveneens over de laatste meters geregistreerd. Tenslotte geeft de grond, die tijdens het omhoogdraaien van de avegaar meekomt, inzicht in de samenstelling op het niveau van de paalpunt.
5. Eerste Technische Paal
De eerste paal, de zogenaamde technische eerste paal, dient te worden aangebracht in de directe nabijheid van de gemaakte sondering. Deze paal wordt altijd tot de juiste diepte geheid/geboord en zal zo mogelijk over de volle hoogte worden gekalenderd. De verkregen kalenderwaarden zullen worden doorgesproken tussen de constructeur en de inspecteur van Bouw- en Woningtoezicht. Normaliter kan hiermee een kalenderwaarde voor de overige palen rondom deze sondering worden vastgesteld. Gaat tijdens het vervolg van het heien deze waarde sterk verlopen, dan zal het proces moeten worden herhaald bij de dichtstbijzijnde sondering. In geval van boorpalen en holle buispalen dient men erop toe te zien dat de betonresten niet worden verspreid maar geconcentreerd worden opgeslagen en later verwijderd.
6. Controle beton, kwaliteit en hoeveelheid
Zowel bij stalen buispalen als bij schroefboorpalen is vooraf vrij nauwkeurig de hoeveelheid beton te berekenen. Indien bij het vullen blijkt dat er meer of minder beton wordt gebruikt, dan is dat aanleiding om na te gaan of er mogelijk iets aan de hand is. Deze paal komt zeker in aanmerking voor een ultrasone doormeting. Hetzelfde is van toepassing bij vulling met bentoniet. Waarschuw bij afwijkingen altijd de constructeur.
7. Waterspanning
Er kunnen zich problemen voordoen met palen die de kalenderwaarde niet halen. Er kan sprake zijn van waterspanning. In overleg met de constructeur kan worden afgesproken de paal enige tijd met rust te laten, tot maximaal 1 dag, en daarna verder te heien. Als de kalenderwaarde dan wel wordt gehaald, lijkt het inderdaad een kwestie van waterspanning. Wellicht dat dit gevolgen kan hebben voor de verdere routing van het heiwerk. Waarschuw bij afwijkingen altijd de constructeur.
8. Paalafwijkingen
Het inmeten van de palen behoeft niet te wachten tot de laatste paal is aangebracht. Sterker nog, men doet dit in een zo vroeg mogelijk stadium, zodra een deel van het heiwerk dit toestaat. Er ontstaat op deze manier tijd voor het eventueel extra aanbrengen van palen, terwijl de heistelling nog aanwezig is. Alle paalafwijkingen groter dan de toegestane afwijking dienen op tekening te worden aangegeven. De tekening wordt door de hoofdconstructeur gecontroleerd. Als paalafwijking wordt hier ook genoemd een paal die vanwege de kalenderwaarde te diep is geheid, en daardoor te veel of te weinig beton heeft gekregen.
9. Geluidsoverlast
Het heiwerk van de stalen buizen palen geeft geluidsoverlast, tenzij is gekozen voor puls/druksystemen. In de eerste plaats voor de heiers, maar ook de bouwbegeleider die de kalenderwaarden noteert. Beiden hebben echter de beschikking over gehoorbeschermers. Het heiwerk kan soms overlast geven voor omwonenden, zeker als ook de windrichting verkeerd uitvalt. Hiertegen zijn maatregelen te treffen, zoals een geïsoleerde heimuts. Het verdient zeker aanbeveling om de directe buurt te informeren over de start, werktijden en einddatum van het heiwerk.
10. Olievervuiling
Hetzelfde kan worden gesteld inzake vervuiling door oliespetters. In de buurt geparkeerde auto’s kunnen onder de oliespetters komen, hetgeen aanleiding kan zijn voor klachten. Ook hiertegen kunnen vooraf maatregelen worden getroffen.
11. Doormeten van de palen
Bij het ultrasoon doormeten van palen kan een filter worden ingesteld, die de nauwkeurigheid van het doormeten bepaalt. De bouwbegeleider zal toezien op de meest uitgebreide vorm van doormeten. Bij boorpalen dient men, indien mogelijk, één paal zo diep mogelijk te ontgraven om te beoordelen of er geen sprake is van insnoering door bijvoorbeeld de aanwezigheid van (veel) grondwater.
12. Koppensnellen
Nadat het heiwerk gereed is, of een gedeelte daarvan, en eventuele extra palen zijn geheid, dienen de koppen van de palen te worden gesneld of gekraakt. Er zijn hiervoor verschillende manieren, echter, belangrijk is dat het beton van de paal ongeveer 20 mm boven de toekomstige werkvloer van de funderingsbalken moet uitsteken. Bij in de grond gevormde palen moet altijd de bovenste laag beton worden verwijderd. Het betreft vaak een speciemengsel dat met het trekken van de buis mee omhoog komt en bovenop het verse beton valt. Deze slemlaag moet ook worden verwijderd als daardoor de paalkop lager komt te liggen dan de aanlegdiepte van de fundering. Wellicht dat de paal moet worden opgehoogd. Het vrijkomende puin dient direct in containers te worden afgevoerd. De constructeur dient aan te geven wat de minimale steklengte van de wapening moet zijn. Zie erop toe dat de wapening van de paal bij mechanisch snellen niet beschadigt. Ook kan door mechanisch snellen de paal onder het maaiveld breken: daarom is het raadzaam om de palen akoestisch door te meten ná het snellen. Het beste is om zowel voor als na het snellen te meten.
13. Obstakels
Indien men aanwijzingen heeft dat er mogelijk obstakels in de grond aanwezig zijn, dient men dit in de heibespreking te hebben vastgelegd. Er dient bij de uitvoering aandacht voor te zijn. Het kan dan zijn dat er oude palen of funderingsresten in de grond zitten.