Inhoud


Inleiding Financiën

Ontwerp

Via het regionale gasleidingnet kunnen projecten een aansluiting krijgen op het gasnet. Op het platteland is dit nog niet overal mogelijk. Vanaf het netwerk wordt een aftakking gemaakt die op ongeveer 600 mm onder maaiveld via een mantelpijp tot in de meterkast wordt gevoerd. De plaats van de mantelpijp binnen een meterkast is door middel van standaardisatie vastgelegd, gegevens hierover zijn bij de energiebedrijven op te vragen. De leiding in de meterkast tot aan de erfgrens noemen we dienstleiding. Tegenwoordig wordt hiervoor kunststof toegepast. Voor de binneninstallatie worden stalen of koperen leidingen toegepast.

1. Aansluitpunten
Voor de ontwerpers is het van belang om op de tekening aan te geven waar in het project gasaansluitingen dienen te komen. Daarnaast is het van belang om te weten wat het vermogen van de apparaten zal worden. Dit is bepalend voor de diameter van de gasleiding en de capaciteit van de gasmeter.

2. Gasmeter
Voor woningen volstaat een G4 of G6 gasmeter. Voor kleinere kantoorgebouwen tot een vermogen van ca. 400 kW kan met een G25 meter worden volstaan en voor zwaardere aansluitingen een G40 of hoger. Iedere meter kent zijn eigen voorschriften voor de inrichting en afwerking van de meteropstellingsruimte. Ook zijn er voorwaarden gesteld aan de ventilatie van de ruimten. De adviseur van de technische installaties kan voor de architect het nodige onderzoek verrichten zodat de situatie, de afmeting en de overige voorwaarden gelijk goed in het ontwerpstadium kunnen worden meegenomen.



Inleiding Financiën